bloembollen

Rond 1900: Kwekerij Jongmans en de tuinhistorie van vier generaties geleden

Werken met bollen, bloemen en planten: het zit al generaties lang in de familie.
Vier generaties geleden had Antonius Jongmans zijn kwekerij in Roosendaal vanaf eind 19e eeuw tot ongeveer 1920. Hij is de grootvader van de moeder van Willem Overmars en overgrootvader van Jan Willem Overmars. We vonden nog zijn oude advertenties uit 1909.

Advertentie uit 1909 in "De Grondwet" van onze overgrootvader Antonius Jongmans uit Roosendaal.

We vonden een advertentie waarin zijn plant assortiment werd aangeprezen. Onder andere rozen in soorten, klimrozen en rozen op stam, perkplanten voor de ‘mozaïek’ bedden, vaste planten en kamerplanten. De moeder van Willem Overmars, Joséphine Jongmans (1899-1983) vertelde ons nog over haar herinneringen aan de planten en graszoden, die haar vader met paard en wagen vervoerde naar de tuinen in de omgeving, tot in België toe. Zij mocht vaak mee om te helpen en dat deed ze graag. Later had ze de mooiste bloementuin van het dorp, waar Willem opgroeide. Hoe zagen die tuinen uit de tijd van kwekerij Jongmans er uit? Hoe werden zijn bollen en planten toen toegepast?

Tuinen rond 1900 en later: een boeiende verandering van smaak in de tuinhistorie, van ‘stijve’ naar ‘wilde’ tuin
In de tijd van de kwekerij van Antonius Jongmans vond een flinke verschuiving plaats in tuinstijlen. Een verschuiving van ‘stijve’ tuinen met geometrisch geordende mozaïekbedden voor bollen in het voorjaar, zoals tulpen en hyacinten op rijen – gevolgd door eenjarige perkplanten in de zomer – tot meer ‘natuurlijke’ borders vol kleur, met rozen, riddersporen, irissen en lelies. In Nederlandse tuinhandboeken van A.J. van Laren (1912) en E. Th. Witte (1916) worden flinke pleidooien gehouden om ook in het voorjaar vele soorten verwilderingsbolletjes onder heesters en in het gazon toe te passen. Een tuin moest er juist natuurlijk uitzien! Beide tuintrends bestonden nog lang naast elkaar. Kwekerij Jongmans leverde zijn planten en bollen aan beide typen tuinen, gezien het sortiment in zijn advertenties. Voor ‘verwildering’ heeft hij sneeuwklokjes in de aanbieding, en nog vele ‘verdere knolgewassen en planten’. Een boeiende tijd, waarin de lijn naar de verwilderingsbollen en stinzenplanten van De Warande- Sterke Bollen zich begint af te tekenen!

Bekijk maar eens de mooie plaatjes van beide typen oude tuinen hieronder.

Decoratieve ‘mozaïkbedden’ met randen eenjarige bloemen en een subtropische plant in het midden. Onze tuinen en parken van de tweede helft van de 19e eeuw stonden er vol mee. Deel van de voorkaft van een Belgisch tuinboek uit 1911.

 

In de tuinen rond 1900 werden graag geometrische bloemperken beplant met bijvoorbeeld tulpen of hyacinten keurig op rijen. Later maken deze bollen plaats voor perken met eenjarige bloemen van één soort. Op de foto’s een lenteperk met hyacinten, en een zomerperk met leeuwenbekken. De afbeelding stamt uit het Nederlandse tuinboek van E. Th. Witte: ‘Een geheel jaar in den tuin’ uit 1917. Een vertaling van een Engels tuinboek, waarbij ook de Engelse afbeeldingen werden gebruikt.

 

In hetzelfde boek van Witte uit 1917 vinden we ook een afbeelding van kleurrijke, los beplante lange bloemborders. Het verlangen naar een natuurlijke bloementuin manifesteerde zich het eerst in Engeland eind 19e eeuw, met de befaamde bloemborders van Gertrud Jekyll.

 

Een dromerige aquarel van een Engelse ‘Cottage’ tuin in het boek van Walter P. Wright: ‘The Perfect Garden’ uit 1908. We zien klimrozen, riddersporen, zonnekruid en andere vaste planten, die we ongetwijfeld ook vinden in het sortiment van kwekerij Jongmans, net als de lelies in zijn advertentie van 1909. Witte Madonnalelies en oranje Tijgerlelies in losse groepen geplant in het kleurenpalet van de borders. Prachtig.

 

En dan gebeurt het, wederom het eerst in Engeland. Er vindt een aardverschuiving plaats in de smaak voor tuinen. Die veranderde vrij plotseling van ‘stijve’ tuin naar ‘wilde tuin’. Een verandering, die langzaam doordrong naar tuinen in Nederland. Het is William Robinson, die in zijn boek: ‘The Wild garden’ uit 1870 (!) pleit voor het laten verwilderen van liefst duizenden bollen in graslanden en onder oude bomen in tuinen en parken. Met de natuurlijke schoonheid van tapijten bloeiende bollen bezingt hij Moeder Aarde. Lees maar. Zijn gedicht van 150 jaar geleden sluit naadloos aan bij onze visie en is juist nu weer actueel bij ons streven naar ‘wilde’ en ‘biodiverse’ tuinen.

 

In 1899 schrijft Gertrud Jekyll over haar bostuin: ‘Wood and Garden’. Op een oude foto zien we slingerende tapijten van verwilderde narcissen onder oude eiken. Hier ontstaat pas echt het ideaalbeeld van natuurlijke verwildering in een tuin. Haar boek werd ook in Nederland veel gelezen. Dit beeld is het mooist vertegenwoordigd door de stinzenplanten in onze oude parken, die er al een of twee eeuwen lang konden verwilderen.